De kosmos van Danny Danker of: De God van de Paprika’s

06 dec , 18:10 Kunst & Cultuur
th hoe mandela alsnog roermond bezocht de kosmos van danny danker

Daar zat hij dan. Op een koude decemberavond op een bankje op het Munsterplein. Hij viel meteen op door zijn onrustige houding. Af en toe riep hij iets onverstaanbaars naar een voorbijganger.

Ik herkende hem natuurlijk meteen en begroette hem zoals altijd kalm en toch hartelijk. Hij was altijd al een wonderlijke jongeman geweest, inmiddels een man, en zeer talentvol. Ik kende hem nog uit mijn jongere jaren. Hij kon tekenen als geen ander – gebruikte het behang gewoon als doek – en die stomme kubus met al die gekleurde vlakken loste hij altijd binnen een minuut op.

Waar wij uit onze vriendenkring het ding gefrustreerd na verwoede pogingen van hand tot hand schoven, draaide hij in een handomdraai elk vlak naar dezelfde kleur.

Hij zag er mager en bleek uit, net als de laatste keer dat ik hem had gezien. "Hoe gaat het met je?" vroeg ik terwijl ik naast hem plaatsnam. Hij was zichtbaar opgelucht dat hij van wal kon steken.

“Nou, weet je... Ik ga niet terug, hoor. Die honden geloven me niet. En eerst dacht ik ook dat ík hun God was. Van de paprika’s. Ik ging steeds terug naar dat veld. Ik ben de God van de rode, groene en gele paprika’s, dacht ik. Het moest zo zijn, want ze spraken met mij. De gele en groene tenminste. De regen viel met bakken uit de lucht, maar wij – wij werden niet eens nat. Niet te geloven, het was waanzinnig. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt. Ik voelde me geweldig.”

“Aha... en toen?”

“Nou, toen ging ik op een avond, zoals elke dag, weer naar dat veld achter Schöndeln. En daar stonden ze, maar groter… Veel groter nu. Ze torenden hoog boven mij uit en dat superfelle neonlicht scheen zo fel, dat ik bijna dacht dat ik tripte. Grote lichtgevende paprika’s. Zo’n intens geluid ook... Echt, zo hoog. Recht uit de kosmos. Toen wist ik het. Nu was het duidelijk: zíj waren mijn God. Jezus, had ik me vergist... Dat ik had kunnen denken dat ik hún God was… Stom, man… Ik werd er depressief van.”

“Ah zo, je voelde je ineens weer klein…”

“Ja, heel klein. En toen ging ik gauw naar huis. Ik moest dit even verwerken. Maar de buren wilden niet meer dat ik telepathisch communiceerde. Altijd gezeik met hen. Alsof ik erom gevraagd had.”

“Dat begrijp ik. Teken je nog?”

“Nee, dat heb ik niet meer gedaan. Ik heb geen geld, weet je. En ze hebben me nou niet echt geholpen. Die flikkers. Alles beloven en niks doen. Maarre... Ik heb nou iets goedkopers dat me helpt...”

Hij lachte geheimzinnig. Ik stak een sigaret op, hij vroeg er ook eentje – en daarna nog een – en we zaten een tijdje zwijgend naast elkaar.

“Weet je nog, vroeger…” begon hij, en er kwam een glans in zijn ogen.

“Ja, dat was leuk hè, basketballen. Ron zit nu in Schotland, wist je dat?”

“Ja, dat had ik gehoord. De stommerik. Ik maakte hem altijd in met schaken.”

“Ja, jij was altijd de slimste, hè.”

“Ja…”

Hij begon te trillen. In zijn ooghoek zag ik tranen opwellen. Ik verstond zijn taal – een taal die ik van huis uit had meegekregen – een taal die bij velen alleen angst en afstand veroorzaakte. Ik probeerde voorzichtig te peilen of dit moment het juiste was.

“Zal ik met je meegaan naar de kliniek? Jij, als slimste, weet toch dat je daar best even mag relaxen?”

“Nou, kweetniet. De vorige keer kwam ik daar terug in m’n regenjas. Alleen in die jas dan. Want ik was frikandellen aan het bakken, en ineens sprongen die frikandellen uit de pan. Achter mij aan, hè. Ik vluchtte naakt het huis uit, trok die jas nog van de kapstok. Ik rende meteen naar Driessen, en ze geloofden me niet. De honden.”

“Kom maar mee, ik praat wel met hen. Zeg gewoon dat je even wilt relaxen. En ik bezorg je gelijk een tekenset. Jij hoeft alleen maar te zeggen dat het nodig is om die paprika’s te verwerken. Laat hen je maar geloven of niet, dat is niet zo belangrijk. Rust en een fijn bed wel.”

“Goed, goed. Maar die tekenset – wel met houtskool, hè. Want houtskool is het mooiste om mee te werken.”

“Beloofd, houtskool. Kom, het is koud, man.”

Langzaam, terwijl hij meer en meer glimlachte, zag ik weer iets van mijn oude vriend terug.

“Goed, weet je, jij bent ook best relaxed. Tof dat ik je tegenkwam. Altijd tof.”

Bij het afscheid aan de deur van de kliniek leek er wat gewicht van hem af te vallen.

Soms is er geen tekening, slechts een schets. Elke streep wijst de weg naar de volgende. Ik zal maar een extra tekenset inslaan.

Dit was de kosmos van deze week. Houd oog en hart open voor uw medemens, ook als deze ver van uw eigen realiteit vandaan staat. Er is altijd een moment waarop je samenkomt in het ontmoeten van elkaar.

Tot weer, tot kosmos.

D.D.