Betsie Wienk. Schitterde zij deze week nog in het Sinterklaasjournaal van Roermond Nieuws, vanaf volgend weekend kunt u elke twee weken hier genieten van haar column ‘Roering in het dorpje L.’ In haar column schrijft Betsie op soms hilarische en soms innemende wijze over haar wederwaardigheden in de zestiger jaren als jonge, net afgestudeerde onderwijzeres in een klein Limburgs dorpje.
Als in 1961 heel Nederland en de rest van Europa bruist en feest onder de tomeloze energie die de beruchte en beroemde sixties kenmerkte, wordt de uit de Achterhoek afkomstige Betsie aangenomen als onderwijzeres op een klein driemansschooltje in het kleine dorpje L. op het Limburgse platteland. Van de hele ‘love and peace’-golf die de sixties kenmerkte, is in L. weinig tot niets te merken. Het is er eerder gezapig en slaperig. En dat, is de jonge stadse onderwijzeres Betsie nu juist helemaal niet.
Vandaag doet Betsie in haar eerste column voor Roermond Nieuws, haar intrede in het Limburgse dorpje. Vanaf volgende week kunt u om de twee weken in ‘Roering in het dorpje L.’ lezen hoe het haar én het dorpje L. verder verging.
Solliciteren
Eindelijk. Mijn verblijf van 5 jaren op het internaat zaten erop. Een lange tijd met ups en downs, dat wel, maar het had de moeite en inzet geloond. Ik had mijn onderwijsbevoegdheid op zak. Mijn toekomst kon beginnen. Het werd tijd om als net afgestudeerd onderwijzeresje, wereldvreemd en zo groen als gras, mijn eerste schreden te gaan zetten op mijn nog onontgonnen pad van de arbeidsmarkt.
Mijn allereerste sollicitatiebrief richtte zich op de vacature voor een baan aan een driemansschooltje in L., een klein plattelandsdorp in het Zuiden van het land. De nood was er kennelijk hoog, want het feit dat ik nauwelijks ervaring had bleek geen rol te spelen. Tot mijn grote vreugde werd ik al snel uitgenodigd om een proefles te komen geven; taalles aan de kinderen van de tweede klas.
Omdat het een hele reis was met de trein en de bus van mijn woonplaats naar L., bood het hoofd van de school me tijdens ons eerste telefoongesprek aan, eerst bij hem thuis een hapje mee te eten, en dan de proefles te gaan geven. ‘Maar u moet ons als onderwijzeres natuurlijk wel héél goed bevallen’, zei hij, ‘want ik hèb al een goede kandidaat. En dat is mijn eigen vrouw.’ Moest deze opmerking dienen om mij af te schrikken? Wie zegt anders zoiets tegen een sollicitant tijdens de eerste kennismaking? Eerst poeslief een lunch aanbieden en dan zo’n smerige opmerking. Ik voelde de neiging te zeggen: ‘Bekijk het maar’, en te bedanken voor de functie. Met de moed der wanhoop zocht naar argumenten om optimistisch te blijven, en bedacht me toen: ‘Àls ik benoemd word, dan ben ik dus wel een hele goeie”. Dus ik besloot om de proefles te gaan geven.
Maar ondertussen was ik wél zo gespannen als een pianosnaar. Toen ik met de bus op weg ging naar het driemansschooltje in L., vergat ik van de spanning uit te stappen en reed het hele dorp voorbij. En dus kwam ik veel te laat op de afspraak. Wat een blunder. Het eten stond nog op tafel, iedereen was klaar. Ik zat daar in mijn eentje, de ogen van het schoolhoofd en zijn vrouw op mij gericht. Van de zenuwen kreeg ik het taaie vlees nauwelijks weggeslikt.
Een kwartier later begon de school. Achter in de klas zat meneer pastoor als voorzitter van het schoolbestuur en naast hem de drogist van het dorp, de secretaris van het clubje. Moesten zij mijn kwaliteiten beoordelen? Ik vond het een lachertje. En vanaf dat moment kon het me eerlijk gezegd niks meer schelen. Ik besloot mijn rol als juf vrolijk uit te spelen en van mij mochten die twee heren ervan denken wat ze wilden.
De kinderen hadden de wacht aangezegd gekregen, merkte ik. Ze gedroegen zich meer dan voorbeeldig. Haast onwerkelijk bedaard voor kinderen. De les verliep soepel. Maar kort voordat ik klaar was en met een scheef oog naar de gasten achterin keek, zag ik dat ze even met elkaar zaten te smoezen. Toen kwam de pastoor plechtstatig naar me toe. Hij vroeg of ik nog een gymles wilde geven. ‘Ha’, dacht ik ‘dat is om te testen of ik orde kan houden’. Geen probleem.
De hele, haast absurde situatie had me inmiddels balorig gemaakt. Ik heb de regels waaraan een gymles eigenlijk zou moeten voldoen dan ook volkomen aan mijn laars gelapt. De kinderen vonden het prachtig. Met z’n allen hebben we veel lol gemaakt. Wisten die heren veel! Kennelijk werkte ons plezier aanstekelijk. Want de pastoor vergat even zijn strenge voorbeeldrol, mengde zich tussen de kinderen en deed volop mee. ‘Laat de kinderen tot mij komen’, zal hij bijbels hebben gedacht. De wat corpulentere drogist hield zich in. Hij genoot zichtbaar vanaf een afstandje.
Toen de bel ging en de kinderen vertrokken waren, maakte een grote opluchting zich van mij meester. Zo ging dat dus als je een baan wilde. Of ik nu wel of niet benoemd werd maakte me eigenlijk niet meer uit. Ik was een prachtige ervaring rijker.
En kennelijk de pastoor en de drogist ook. Want achteraf vertelden ze me dat ik door de ballotage was. Mijn aanpak was een schot in de roos geweest. Kennelijk had ik goed ingeschat dat de twee heren ook wel eens een verzetje konden gebruiken in de doorgaans slaapverwekkende gezapigheid van het dorp L.
Betsie Wienk