Het is een merkwaardig contrast: elke Nederlander heeft de beelden van de overstromingen in 2021 op het netvlies en tegelijkertijd verdroogt het Geuldal. “De natuurlijke sponswerking van het Limburgse landschap hield destijds zeker 80 procent van het water vast. Daarom was de ramp hier veel minder groot dan in België”, zegt programmamanager André Hassink van Natuurmonumenten. Hij ziet daarin de sleutel naar de toekomst. Hassink pleit voor het vergroten van die sponswerking. Dat voorkomt verdere verdroging van de natuur en verkleint het risico op kletsnatte voeten.
‘’t Mooiste stukje van Nederland…’, staat aan de rand van Mechelen op een informatiebord van de gemeente Gulpen-Wittem. Boswachter Ecologie Marina Fijten opent een hek dat toegang verschaft tot vochtige hooilanden en een beekbegeleidend bos langs de Mechelderbeek. Ze adviseert laarzen, maar die blijken eigenlijk niet nodig. Het kraakt bijna onder de voeten. “Tien jaar terug bloeiden hier nog orchideeën zoals de brede orchis, maar die zijn al lang weg. De strook dicht bij de beek is nu veel te droog voor deze vochtminners en de voedselrijkdom te hoog.”
Drainages weggehaald
Ook in het Geuldal was lang veel gericht op voorkomen van natte voeten en ondergelopen landerijen. Maar andere tijden vragen om andere maatregelen. “Hier hebben we alle drainage weggehaald…”, vertelt Fijten op een hellend stuk grond richting de beek. Agrariërs brachten die drainages in eerdere decennia aan. “We onderzoeken op onze gronden nu wat er gebeurt als we die weghalen. Hier lijkt het nu in ieder geval natter.” Maar er is meer nodig, zegt Fijten aan de oever van de Mechelderbeek. “Veel beken in het Geuldal zijn eigenlijk te diep. Daardoor stroomt het water dat valt veel te snel het gebied uit. Dat is ook een oorzaak van de droogte. Bovendien zou je bij zware regenval willen dat de beken langzaam overstromen, zodat de grond het water opneemt. Daarmee voorkom je verderop zware overstromingen.”
WC-papier in de beek
Natuurmonumenten ziet daarom graag minder diepe beken. Maar eigenlijk komt dat nu te vroeg, zegt Fijten. De waterkwaliteit van de Geul en de beken is matig. Oorzaak: ongezuiverd rioolwater en meststoffen. “Bij zware buien kan de riolering in de Zuid-Limburgse dorpen de hoeveelheid water niet aan. Een paar keer per jaar hebben we een riool overstort. Dan zie je hier het wc-papier door de beek zwemmen. Al die verontreinigingen heb je liever niet in de natuur.” Fijten pleit daarom voor het afkoppelen van het regenwater van daken en het bufferen van dit water op eigen grond. Met een kuil in de tuin waar de regenpijp op aangesloten is een prachtige wadi (Water Afvoer Drainage en Infiltratie of Water Infiltratievoorziening) te maken waarin het water kan infiltreren. Tegen relatief lage kosten helpen Zuid-Limburgers daarmee de natuur in hun omgeving. Een groenere tuin houdt ook meer water vast en voorkomt in de zomer hittestress. “Klimaat, water en natuur zijn allemaal met elk verweven…”, zegt Fijten. Verder zou natuurinclusieve landbouw een grote bijdrage kunnen leveren, denkt de ecoloog. Dat is een manier van boeren waarbij gewerkt wordt binnen de grenzen van de natuur. Fijten wijst bij een stuk maisland op de kurkdroge lössgrond. “Eén harde koek…”, zegt ze. “Daar raast het water bij een heftige onweersbui na een droge periode dus over heen. Samen met de boeren moeten we oplossingen bedenken, zodat we het water veel beter vast houden in dit gebied,” zegt Fijten. Ze roept consumenten op om hun groente en fruit vaker in te kopen bij natuurinclusieve boeren. “Daarmee help je echt het landschap in je eigen omgeving.”
Meer samenwerking
Ook André Hassink pleit voor veel meer samenwerking in de strijd tegen de droogte én de wateroverlast. Hij kijkt tegenover Kasteel Schaloen in Oud-Valkenburg uit op een typisch Limburgs decor. Mais, aardappelen en graan komen op de flanken van de heuvels uit de grond. “De laatste jaren merken de boeren ook dat het steeds droger wordt. Ze moeten vaker beregenen en bedenken andere oplossingen. Je ziet bijvoorbeeld steeds meer drempeltjes en strokenteelt in de landerijen. Daarmee proberen ze het water langer vast te houden. De problematiek die zij op hun grond ervaren hebben wij op onze natte hooilanden.”
Misschien zijn de belangen van de natuur en de landbouw wel meer dan ooit gelijk, denkt Hassink. Hij bespeurt in ieder geval een verlangen naar samenwerking. “Boeren voelen dat de techniek niet de oplossing is. We moeten samen bewuster met het landschap omgaan. Dat is bepalend voor ons antwoord op de droogte. Ik merk dat de jonge boeren en de generatie die
nog op kleine schaal heeft gewerkt, daarvoor openstaan. En tegelijkertijd past dit proces ook bij onze gedachte ‘van pachter naar partner’. Alleen samen komen we verder.”
Programma Natuurkracht
Die gedachte kwam in het verleden niet altijd goed van de grond, weet Hassink. Ook door de opstelling van de overheid die zich meer op kerntaken focust. “Steeds vaker komt er voor een bepaalde problematiek een zak geld met veel spelregels, terwijl de overheid zich vaak niet goed verdiept in de aanvrager en geen goed beeld heeft van oplossingen. Dat leidt in de praktijk vaker tot krachtenstrijd dan krachtenbundeling. Het bevordert goed partnerschap in ieder geval niet. Terwijl je elkaar juist heel goed moet kennen. Dan zie je dat ondernemers, boeren, burgers en natuurorganisaties veel dezelfde belangen hebben en kom je ergens.” Dat is ook de gedachte achter het programma Natuurkracht. Natuurmonumenten slaat daarin de handen ineen met Natuur- en Milieufederatie Limburg, Stichting het Limburgs Landschap, ARK Natuurontwikkeling en het Wereld Natuur Fonds. Samen inspireren ze inwoners, ondernemers en overheden om de natuur in te zetten als bron voor ideeën, technologieën en
plannen die duurzaam helpen tegen klimaatverandering en wateroverlast in het Geul- en Gulpdal. Dat gebeurt met activiteiten en acties. Van scholenprojecten tot watercoaches.Van brainstormen over innovatieve oplossingen tot praktische opruimacties.
Klimaatwandeling
Bovendien wil Natuurkracht de Limburgers bewust maken van de situatie. Niet alle inwoners zien de relatie tussen eigen gedrag en de waterproblematiek. Of weten niet dat het landschap een belangrijk instrument kan zijn. Een zogenoemde klimaatwandeling’ in het Geuldal maakt dat duidelijker. Boswachter Paul Wijenberg zette rondom de Volmolen bij Epen een route van 4,2 kilometer uit. Die toont niet alleen de schoonheid van het Geuldal en het Zuid-Limburgse heuvellandschap, maar ook de kracht van het water. De Geul is niet voor niets een erosierivier: Het water in de Geul kronkelt, slijpt en schuurt zijn weg in het landschap.
‘Welkom bij de snelst stromende (berg)beek van Nederland”, staat op een bordje bij de rivier zelf. Het is een stuk waar de Geul volop meandert, zodat de snelheid uit het water raakt. Aan de overkant van de Geul wacht een fascinerend bospad. Water stroomt vanuit kleine bronnetjes richting de rivier. Boomstammen, wortels, de zachte ondergrond en andere natuurlijke elementen remmen het water af.
“’Oh, zit dat zo…’, hoor ik vaak als ik een excursie geef op de route. Je ziet hier heel goed welke rol het landschap kan spelen bij het voorkomen van wateroverlast”, vertelt Wijenberg. Hij merkt dat niet alleen Limburgers en toeristen een excursie boeken of de wandeling zelf maken. Belangstellenden uit heel Nederland komen naar het Geuldal. “Onlangs liepen
bijvoorbeeld twee waterdeskundigen uit Delft mee. Die staken iets op van onze specifieke situatie in Zuid-Limburg en kwamen tegelijkertijd met tips en adviezen over mogelijke oplossingen. En dat past weer heel goed bij onze visie dat we alleen samen de droogte en de wateroverlast kunnen aanpakken.”