Weinig vlinders in de jaarlijkse tuinvlindertelling

Ruim een maand geleden vond de zestiende editie van de tuinvlindertelling plaats. Ongeveer vijfduizend deelnemers telden een kwartier lang de vlinders in hun tuin. Ondanks redelijk weer werden er aanzienlijk minder vlinders geteld dan in voorgaande jaren.

De atalanta was dit jaar de meest waargenomen vlinder, gevolgd door het klein koolwitje en de dagpauwoog. In verschillende regio's stond het klein koolwitje op de eerste plaats, terwijl de atalanta op de tweede plaats eindigde. Het bont zandoogje eindigde verrassend als vierde, wat suggereert dat deze soort zich goed verspreid heeft over de tuinen.

Een opvallende afname werd gezien bij de kleine vos, die in veel delen van Nederland niet eens in de top tien voorkwam. In eerdere edities was deze vlinder vaak de meest getelde.

Dit jaar werd gemiddeld vijf vlinders per telling geregistreerd, het laagste aantal sinds de start van de telling in 2009. Het aantal nultellingen, waarbij geen vlinders werden gezien, was ook opvallend hoog. Als we deze nultellingen niet meenemen, blijft het gemiddelde op 5,5 vlinders per telling, nog steeds aanzienlijk lager dan voorgaande jaren.

Deze afname komt overeen met gegevens uit het meetnet vlinders, dat al sinds 1990 gegevens verzamelt. De achteruitgang van vlinders wordt toegeschreven aan intensieve landgebruik en klimaatverandering.

Al met al laat de tuinvlindertelling van 2024 toont een zorgwekkende daling in het aantal vlinders zien. Terwijl sommige soorten, zoals het bont zandoogje, in aantal toenemen, lijkt het totaal aantal vlinders sterk te verminderen.

Om de vlinderpopulatie te ondersteunen, is het belangrijk om te zorgen voor een bloeiende tuin en de gemeenten te adviseren over ecologisch groenbeheer.