Wetenschappers en deskundigen van twaalf verschillende organisaties in België, Duitsland en Nederland hebben na de wateroverlast van 2021 onderzocht hoe de schade bij dergelijke natuurextremen kan worden beperkt. Daarbij is gekeken naar de betrouwbaarheid van de neerslagvoorspellingen en van de waarschuwingen die gegeven kunnen worden door de autoriteiten.
Ook zijn verschillende zaken onderzocht die bij een overstroming tot minder schade kunnen leiden en is de internationale samenwerking verbeterd. Het onderzoek van de twaalf partners naar de ‘overstromingsbestendigheid’ vond plaats via het Interregproject EMFloodResilience. De resultaten zijn de afgelopen week in Luik gepresenteerd. Er zijn in totaal 35 verschillende onderzoeken gedaan. "De bedoeling van dit project was een basis te leggen voor schadebeperking bij een volgende overstroming,” zegt waarnemend dijkgraaf Lambert Verheijen van het Waterschap Limburg. "Daarbij zijn zowel verrassende als voor de hand liggende conclusies naar voren gekomen. Wat we uiteindelijk willen is dat de inwoners in onze werkgebieden in Duitsland, België en Nederland zo vroeg mogelijk gewaarschuwd worden als er wateroverlast dreigt. Liefst zodanig vroeg dat ze dan zichzelf of hun spullen in veiligheid kunnen brengen en daardoor de schade zo klein mogelijk is.”
De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden bij het lopende onderzoek naar een early warning systeem, dat onder de vlag van Waterveiligheid en Ruimte Limburg (WRL) gedaan wordt.
Betrouwbaarheid van voorspellingen
Een van de belangrijkste aandachtspunten is de betrouwbaarheid van neerslagvoorspellingen. Het KNMI, een van de partners in het project, heeft veel historische data over neerslag gebruikt om de onzekerheid bij voorspellingen te verkleinen. Daarnaast is bekeken of, en zo ja hoeveel weer- en radarstations erbij moeten komen in de euregio en hoe de betrouwbaarheid van de regenradar kan worden verbeterd. Zo blijkt dat regendruppels op een regenradarstation voor verstoring van de meetgegevens zorgen. Er moet dus gekeken worden naar een ander ontwerp van deze stations. Ook windmolens in de buurt van een regenradar zorgen voor minder nauwkeurige metingen.
Daarnaast is het van belang dat alle meetgegevens voor autoriteiten beschikbaar zijn en dat die in alle drie de landen op dezelfde manier worden opgeschreven en beoordeeld worden. De Provincie Luik zorgde tijdens het project overigens voor cijfers en leerpunten over de overstromingen van 2021.
De Universiteit van Luik, de RWTH in Aken en de TU Delft hebben onderzoek gedaan naar de schade die rommel in de rivier aanricht aan bruggen bij een snelle stroming of een overstroming. Gebleken is dat de helft van de materialen in een rivier bestaat uit boomstammen, takken en ander natuurlijk materiaal. De andere helft is ooit door de mens gemaakt. Het gaat dan om bijvoorbeeld daken van huizen, auto’s, meegesleurde caravans en meubilair. Ophoping van klein materiaal dat tegen een brug of een ander obstakel stroomt, zorgt – zo is uit proeven gebleken – voor meer hoogwater stroomopwaarts dan grote objecten zoals auto’s.
Oeverbeplanting
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in België heeft onderzocht welke oeverbeplanting geschikt is voor de Maas. Op een aantal plaatsen kan zelfs een bos worden aangeplant. De bomen zorgen dan voor een stevige oever zonder dat de waterafvoer daar onder lijdt.
Rijkswaterstaat onderzocht onder meer de verandering van de stroming van de Maas bij hoogwater. Daardoor is duidelijker geworden waar de Maasbodem kwetsbaar is en er bijvoorbeeld gaten kunnen ontstaan. Rijkswaterstaat constateerde ook dat de Maas en de natuur eromheen (in de ondergelopen gebieden) weer snel op het oude niveau van voor de overstroming terug waren.
Meetpunten
Het Wasserverband Eifel-Rur (WVER) analyseerde de waterstand in de stuwmeren in de Eifel en bekeek waar extra meetpunten nodig zijn. Dit heeft mede bijgedragen aan een Masterplan van het Wasserverband. Waterschap Limburg deed ook voor de Geul en de Gulp en plaatste ook extra meetpunten.
Het project EMFloodResilience werd uitgevoerd in het kader van Interreg Maas-Rijn. Er was een budget van vijf miljoen euro, waarvan 4,5 miljoen via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkelingen (EFRO). Waterschap Limburg was de coördinerende instantie en begeleidde meer dan de helft van de 35 projecten. Gestart werd medio 2022 met de onderzoeken. Alle partners hebben in Luik bij de presentatie van de resultaten aangegeven dat een verdere samenwerking en uitwerking van verschillende projecten wenselijk is. Hoe dat gaat gebeuren, wordt in 2024 duidelijk. ,,Maar dat er een vervolg moet komen, staat voor mij vast,” aldus dijkgraaf Verheijen. ,,De toekomst is nog niet voorspelbaar genoeg.”